Eva Naaijkens

Scholen zijn dienbladen waar 10 glazen op passen

De Alan Turingschool in Amsterdam heeft een eigen onderwijsconcept ontwikkelt waarmee prachtige schoolresultaten gehaald worden. Niet door de leerling centraal te zetten, maar juist het vakmanschap van de leerkracht. Een interview met directeur Eva Naaijkens over hoe je standaardisatie kunt gebruiken om ruimte te krijgen en hoe je ongelijkheid kunt ondersteunen om gelijkwaardigheid te behouden. En over keuzes maken want wat je doet moet je goed doen, dus zeg niet op alles ja. 

Eva Naaijkens begon nadat ze haar schoolleidersopleiding had afgerond in 2007 als schoolleider op een SBO school in Amersfoort. Deze school groeide onder haar leiding van een zwakke naar een driemaal excellente school voor speciaal basisonderwijs. Vervolgens won ze in 2016 samen met collega Martin Bootsma een wedstrijd voor een nieuw schoolconcept in Amsterdam. De prijs bestond eruit dat ze met dit nieuwe onderwijssysteem op een school hun eigen koers mochten uitstippelen en dit werd de Alan Turingschool. Het is geen schoolconcept 2.0 of een concept waarbij vernieuwing centraal staat. In tegendeel eigenlijk, het is een schoolconcept waarbij kwaliteitsbeheer centraler staat dan innovatie. Hoe zit dat?

“Nadat ik samen met mijn collega Martin Bootsma in 2016 die wedstrijd won voor een nieuw schoolconcept, kregen we de kans om onze koers in een bestaande school uit te stippelen”, vertelt Eva Naaijkens. “Basisschool De Pool die we toen omgedoopt hebben tot de Alan Turingschool, was de weg kwijt. Rekenen en taal zaten in het slop, leerlingen maakten het bont, leraren twijfelden aan zichzelf. Daardoor kampte de school met een belabberde reputatie en haalden hoogopgeleide ouders hun kinderen weg. We hebben eerst lange uren met iedereen gepraat. En iedereen was het uiteindelijk met elkaar eens, we willen focussen op de kern: sterk lees- en rekenonderwijs, kennis van de wereld.”

Werkgeluk en vakmanschap centraal

“In onze visie zijn gelukkige, zelfverzekerde leerkrachten dé sleutel tot onderwijskwaliteit. Daarom bouwden we aan een heldere visie op onderwijs: werkgeluk en vakmanschap van leraren centraal. Want mijn ervaring is dat als een klas onder de maat presteert, dit slechts bij hoge uitzondering betekent dat je met de leraar niets aan kan. Als de directeur een uitweg biedt, grijpen leraren die. Elke leraar wil zijn leerlingen goede lessen voorschotelen. Alleen missen ze soms structuur, kennis of zuurstof. Daarom vulden we het koffertje van onze leraren met het juiste gereedschap. Met vormingen over effectieve leerstrategieën en directe instructie. Dan voelt iedereen: ik heb de kennis en kunde om op niveau les te geven. Als leraren tijd krijgen om op hun vak te focussen en om samen te werken, profiteren leerlingen daarvan.”

Geen kasten vol papier wel vergaderen met inhoud

“We werken hard maar houden hoge werkdruk buiten. Zinloze vergadertijd en administratie die niet bijdragen aan je lessen gingen eruit. Waar je als directeur een hekel aan hebt, moet je je team niet opleggen. Die fout maakte ik in mijn vorige school. Inspecteurs monsterden die als zwak. Dan laat je als nieuwe directeur haast automatisch alles krampachtig vastleggen op papier. Want als de inspectie passeert – en die liep onze deur plat – wil je feilloos verantwoorden wat je doet. Maar eerlijk: zo prop je kasten vol papieren, maar niemand die achteraf de deuren nog opentrekt.

Het betekent niet dat we niet vergaderen, maar onze vergaderingen gaan over onze vakken of leerdoelen. Altijd met de juiste mensen aan tafel. We ontwerpen lessen, observeren bij elkaar en zoeken samen uit hoe het beter kan. Intensief, zinvol én altijd tijdens de schooluren. Maar om te beslissen of kinderen met een harde of zachte bal voetballen of waar we paaseieren verstoppen, boeken we geen vergadering in. Dat kan je me mailen. Of in een groepsapp gooien.”

Scholen zijn dienbladen waar maximaal 10 glazen op passen

“Een school is als een dienblad waar maximaal 10 glazen op kunnen. De glazen zijn grotendeels gevuld met klassiekers en een paar waarmee je een onderscheidend schoolconcept tekent. Zoals je keuze voor een bepaald instructiemodel, je omgang met leerlingen. Dat dienblad staat voortdurend onder druk. De maatschappij reikt nieuwe glazen aan, maar beseft onvoldoende dat je volle glazen niet kan stapelen. En in elk glas op je dienblad moet je voldoende tijd stoppen. Daarom happen we niet toe op alle suggesties in onze mailbox. Want als het dienblad vol is, is het vol.

Ook hypes als extreme zelfsturing laten we voorlopig passeren. We denken liever in lange termijn dan in trends. Niet: ons taalonderwijs zit goed, het glas kan eraf. Klopt niet. Taal blijft op dat dienblad. We zullen er altijd voldoende uren tegenaan gooien. Net als voor rekenen, kennis van de wereld, goed omgaan met elkaar. 4 ambities die veel aandacht verdienen én lesuren krijgen. We willen niet dat onze leerlingen slecht lezen, of glazig staren bij termen als democratie of Tweede Wereldoorlog.”

Verfijnen is vaak de beste vernieuwing

“Onze aanpak begroten op 10 glazen of ambities houdt me als directeur bij de les. Zeker als het lekker loopt, voel je je als leidinggevende een beetje overbodig. Dan sluimert een verslavend gevoel naar vernieuwing. Maar daarmee help je je school geen stap verder. Schoolteams moeten leren om op hun handen te zitten. Durven op lange termijn te denken, want een aanpak verfijnen is vaak een betere vernieuwing dan plotsklaps het roer radicaal omgooien zonder het probleem goed te onderzoeken.

Niet dat we nooit vernieuwen. Vakmensen moet je de kans geven om nieuwe kennis te creëren. Alleen: innovatie komt niet in een vingerknip. Het kost 3, 4 jaar om een aanpak of concept goed in de vingers te krijgen. We onderschatten dat gigantisch. Dat merkten we toen we 5 jaar geleden voor directe instructie kozen. Het model staat niet ter discussie maar vraagt wel onderhoudstijd door klasbezoeken, training en overleg.“

Standaarden om te voorkomen dat kennis verdampt

“Voor belangrijke processen die op school onvoldoende vaak voorkomen om routine te zijn, ontwikkelden we kwaliteitskaarten vanuit het perspectief van de leraar. Die helpen hen om rapporten te schrijven, een pestprobleem aan te pakken of om te beslissen of een kind versneld doorschuift naar een hoger jaar. Die richtlijnen heb je maximaal 2 of 3 keer per jaar nodig. Ze telkens opzoeken of opvragen kost tijd en energie. De kwaliteitskaarten helpen hierbij. Het zijn standaarden die voorkomen dat kennis verdampt op school. Maar ze maken van mijn leraren geen robotten. Ze laten veel ruimte aan onze leraren om professionele keuzes te maken. Je blijft wie je bent, je persoonlijkheid is een onvervangbare plus. Maar je moet wel kunnen uitleggen waarom je bepaalde keuzes maakt.

Met deze kwaliteitskaarten vermijd je ook dat leraren weliswaar over hetzelfde spreken, maar toch naast elkaar praten. En als ouders weten: in dit team spreken leraren dezelfde taal, dan word je niet uit elkaar gespeeld. Dat scheelt ontzettend veel ongemak, tijd en discussie. Op die manier ontzorgen we onze leraren. En het werkt. 90% van onze leraren ervaart veel respect van ouders. Daarmee scoren we ontzettend hoog. Onze communicatie is helder, warm en eenduidig.”

Erkende ongelijkheid

“Hoe uniform we ook werken, in ons team erkennen we wel ongelijkheid. Wij draaien niet rond de hete brij: sommige leraren hebben meer kennis van rekenen of taal. Die krijgen mandaat, tijd, ruimte om als expert-leraar collega’s beter te maken. Op school is iedereen belangrijk, maar niet iedereen is gelijk. Met die erkende ongelijkheid mikken we echt op expertise. Minder op levensfases. Maar daarmee houden we sowieso rekening. Tijdens corona zaten jonge moeders uit mijn team thuis met 3 kleuters rond hun rokken. Dan zag je hoe het team mooi in elkaar schoof en de sterkste schouders meer druk torsten. Als je voortdurend op professionaliteit en werkgeluk inzet, gebruiken leraren geen weegschaaltjes. Dan vertrouwen ze elkaar: ‘Ik begrijp dat je nu wat minder tijd hebt, maar weet ook dat je later wel weer bijspringt’.”

Het nut van data-gestuurd werken

“Onze aanpak levert mooie resultaten op. Die willen we vasthouden. Daarin ben ik data-gestuurd. Niet om leraren af te rekenen, wel om de knop te zoeken waaraan we moeten draaien om onze processen nog te verbeteren. Zoals toen uit de CITO-toetsen bleek dat twee klassen er wat onderuit zakken voor rekenen. Dat ligt niet aan de leraren, weet ik. Maar blijkbaar profiteren bepaalde groepen minder of trager van ons standaardaanbod. Dan laten we de methode even los voor remediëringsoefeningen en herhalen we de basis.

Als ik door de gangen loop, haal ik mijn hart op: die kindergezichten, die lesgeluiden, die energie van onze leraren. Als meer mensen dat zouden zien, hadden we geen lerarentekort. De maatschappij doet soms minnetjes over onderwijs. Ten onrechte, leraren doen er echt toe. Mijn rol: hard werken om ze gelukkig te maken.”

 (Dit artikel is gebaseerd op het eerder verschenen artikel “een school kan niet op alles ja zeggen”)

Eva is spreker op het Congres Regels en Ruimte op 25 mei in Burgers’ Zoo te Arnhem. Een inspirerende dag over hoe regels in de weg kunnen zitten en tegelijkertijd ook ruimte bieden. Voor professionals in (publieke) organisaties die willen werken aan kwaliteit, in en aan de werkelijkheid en voor professionals die bereid zijn om samen te werken en te verbinden om beter beleid te maken.