Een samenleving vanuit vertrouwen wordt in de onderstroom gecreëerd

Damaris Matthijsen is auteur van het boek Vrij, Gelijk & Samenleven en oprichtster van Economy Transformers: broedplaats voor een nieuwe economie en een ruimte waarin mensen zich kunnen ontwikkelen tot omvormers van de economie. Economy Transformers is een businessschool nieuwe stijl die een basisopleiding en verschillende cursussen en trainingen verzorgen. Daarin krijgen studenten alle handvatten om hun onderneming en initiatieven op te zetten op een nieuwe manier. Damaris en haar collega’s begeleiden mensen zodat de samenleving als geheel mens- en aardewaardig wordt. In dit interview legt zij uit wat hun ideeën voor mensen kunnen betekenen, van binnen naar buiten: van individu naar samenwerking en samenleving.

Door Laurens Molegraaf

Waar zijn mensen die bij Economy Transformers aankloppen naar op zoek?   

Ze zijn allemaal wel op een bepaalde manier ‘tegen de lamp gelopen’. Ze hebben in ieder geval gemerkt dat het op de oude manier niet meer werkt. En eigenlijk zijn ze op zoek naar samenwerken vanuit liefde en vertrouwen. Dat is wel de essentie.

Ze hebben vaak een heel sterk onderbuikgevoel dat het nu niet klopt en niet langer zo gaat. Maar ze hebben vaak niet de begrippen en inzichten om helder te hebben wát er dan precies niet gaat en wat er anders zou kunnen. Op het moment dat ze kennismaken met Economy Transformers zie je een sterke aha-erlebnis: ‘Nu snap ik waarom het allemaal zo moeilijk ging en niet werkt. Waarom dat ego erin zit en waarom er krachten spelen rondom geld en eigendom. Nu zie ik hoe het anders kan.’ Er is dan een enorme klik.

Ze hebben vaak idealen om iets mooiers toe te voegen en dat met hun bedrijf of initiatief echt goed te doen: practice what you preach. Dat je dan je eigen bedrijf ook op een nieuwe manier vormgeeft. Het zijn mensen die op zoek zijn naar nieuwe uitgangspunten om samen te leven en samen te werken, en nieuwe vormen die daarbij horen.

Zijn mensen eerst met praktische zaken bezig of komen zij ook met innerlijke twijfels en vragen op zielsniveau bij jullie? 

Dat wisselt. Toen we begonnen was het vaak eerst alleen maar praktisch, maar dan komen ze er langzaam achter dat het zo helemaal niet lukt. Dat het zielsprocessen zijn om het van binnenuit echt anders te gaan doen. Mensen komen er dan achter dat ze dachten veel verder te zijn dan dat ze daadwerkelijk zijn, dat is ook confronterend.

Maar de sfeer is veranderd, mensen worden meer introspectief. Ze hebben sneller door dat dit proces echt wat van henzelf vraagt. We krijgen nu meer mensen die meteen instappen op het niveau ‘wat heb ik te doen?’ En we zien dat hoe langer mensen met de opleidingen bezig zijn, hoe meer de lesstof binnenin aankomt. Uiteindelijk landt de realisatie dat je er niet alleen met de tools komt. Je moet het echt van binnenuit gaan doorleven en je eigen maken. Anders blijft het een opgelegd trucje en elke situatie is weer anders dus dat werkt niet. Dat vereist een zielsproces.

Dat vraagt van de Economy Transformers trainers een extra niveau in begeleiding, introspectie en reflectie. Dan is het ook niet een kwestie van het cursusboek doorlopen, diploma, klaar!

Een opleiding bij ons is geen therapie, maar het zijn wel vergelijkbare, diepgaande processen. Als je Eigendom wilt transformeren dan raakt dat aan je systeem van herkomst, hoe we gesocialiseerd zijn en wat je van je ouders hebt meegekregen over de noodzaak om te sparen, een eigen huis te hebben en vooral om eigenaar te blijven van je eigen bedrijf. Laat dat maar eens los, dan ga je door diepe processen heen. En dat begeleiden we ook zo. Daar doen we allerlei oefeningen voor om dit ook op die manier te leren begrijpen en aan te gaan.

Als iemand individueel het licht heeft gezien, is het DeelGenootschap dan de eerste praktische vorm waarin je een samenwerking kunt gaan inrichten?

Ja, het DeelGenootschap is inderdaad een mooie ingang omdat dat bedding en structuur geeft aan horizontaal organiseren. Het is een vorm die heel dichtbij staat en zich als eerste aandient. Veel mensen vragen zich af hoe je besluiten neemt als je horizontaal georganiseerd bent en wie je waarvoor verantwoordelijk stelt. Dan is het DeelGenootschap de basis als organisatievorm waarin je ziet dat het anders kan en waarna men durft na te denken over een ander systeem voor Eigendom en besluitvorming.

En het DeelGenootschap begint feitelijk met het verlangen om als individu zichtbaar te worden, het begint met je Ster willen leven. We zien in de basisopleiding veel mensen die sterk het verlangen voelen, maar hierin ook heel duidelijk hun angsten tegenkomen. Dan is de reactie vaak om boos te worden op het systeem, maar dat is een soort vlucht. En dan ontdek je dat als je zelf zichtbaar mag worden, dat dat juist heel spannend is. Het is veel veiliger om te blijven klagen en op de barricade te staan dan om jezelf uit te spreken en het nieuwe te realiseren.

Werkt een DeelGenootschap beter in bepaalde branches of organisatievormen?

Ik denk dat er geen grenzen zijn aan de toepassingen van het DeelGenootschap. Je zou net zo goed een productiebedrijf als DeelGenootschap kunnen organiseren, waarbij verschillende cirkels en verschillende lagen van verantwoordelijkheden elkaar aanvullen. Dat zie ik zo wel voor me. Zelfsturende teams hebben zichzelf ook bewezen in organisaties waarin miljoenen omgaan met duizenden medewerkers, dus ik denk dat de mogelijkheden van het DeelGenootschap als organisatievorm oneindig zijn.

In welke branches wordt het DeelGenootschap nu vaak toegepast?

In woon-werk-leef-initiatieven, bij tuinders en op het platteland, dus waar al initiatieven zijn tussen een boer en een gemeenschap van afnemers. Daar ligt deze vorm heel erg voor de hand vanuit de problemen waar ze tegenaan lopen zoals: wie beslist nu waarover en hoe organiseer je dat? Daarin is dat gedeeld eigenaarschap en nadenken over de verhoudingen heel actueel.

En ik begeleid momenteel een onderneming die een thuishaven wil zijn voor duurzame initiatieven. Zij exploiteren een pand waarin van alles aangeboden wordt en dat gaan zij als DeelGenootschap organiseren. Ook begeleid ik een familiebedrijf met meer dan honderd werknemers. Ik ben benieuwd wat zij uiteindelijk met dit denken in de praktijk aankunnen. Je kunt eigenlijk elke samenwerking waar het verlangen leeft om beter samen te werken, dusdanig inrichten zodat iedereen werkelijk vanuit kracht en passie aan het werk is. Het zijn allerlei soorten bedrijven, zoals een winkel met duurzame kleding of boeren die met een opvolgingsvraagstuk zitten. Maar daar gaat het dan al meer richting het drievoudig eigenaarschapsidee.

Het DeelGenootschap is eigenlijk een manier om mensen werkelijk een plek te geven, levengevend. Herman Wijffels zei dat onlangs, ‘dit boek is één groot pleidooi voor het leven’. En dat is het echt. Het is levengevend voor iedereen. Voor alles. Mensen die dat zoeken, voelen nu dat ze verstikken, verstillen of uit het systeem weggedrukt worden. Als je dat voelt ben je bij ons aan het juiste adres.

Heb je een gedroomd DeelGenootschap? Stel dat Ahold als organisatie uit DeelGenootschappen is opgebouwd, zou daarmee jouw droom verwezenlijkt zijn?

Dan blijft het niet bij Ahold. Als ik al een gedroomde werkelijkheid heb, dan is dat de vrij-gelijk-samenleving waarin we grond, arbeid en kapitaal als Commons op een andere manier aan elkaar toewijzen. Grond en kapitaal zijn dan uit de handel én uit het geldsysteem, opgeborgen in een kluizen. En worden onder de voorwaarden van gemeenschappen aan ondernemers toegewezen. Dan is er dus in de ketens waar Ahold actief is door direct betrokken gemeenschappen meebepaald welke grondstoffen zij mogen gebruiken en onder welke voorwaarden zij mogen ondernemen. Dan wordt er geen (lokale) gemeenschap en geen grond meer uitgeput en uitgebuit. Meer informatie over dit drievoudig eigenaarschapsidee vind je in mijn boek.

Dat is absoluut verdergaand in de hele keten dan alleen Ahold. en dat is wel mijn gedroomde werkelijkheid, dat ketens anders functioneren omdat we het Eigendom onder die productie anders hebben georganiseerd. En dat bouwen we zo langzaam met elkaar op. Stapje voor stapje met de bedrijven die bereid zijn om dat te doen.

Mijn verlangen is heel groot, maar ik ben niet gefrustreerd als dat niet lukt. Ik heb niet de illusie dat dat ideaal binnen mijn levenstijd ook maar enigszins haalbaar is. Daar zijn we dan nog helemaal niet. Maar ik ben blij met alle initiatieven die dit echt willen en helemaal begrijpen. Dat zijn er steeds meer. Mensen die echt snappen dat de grond uit het geldsysteem moet, daar word ik heel blij van. Dus ja, dat droombeeld heb ik en vervolgens laat ik het ook weer los en doe ik gewoon wat ik niet laten kan; bouwen aan die vrij-gelijk-samenleving.

Als je nog een stap groter denkt, wat zijn dan de verschillen tussen hoe we de huidige samenleving hebben ingericht en een vrij-gelijk-samenleving?

Dan kom ik op wat inmiddels mijn mantra lijkt te worden, dat alles neerkomt op hoe we grond, arbeid en kapitaal toewijzen en uitwisselen. In oude systemen was dat óf de staat die van alles eigenaar was en alles toewijst (planeconomie) óf het is de markt die alles bepaalt, waarbij het privaat eigendom ervoor zorgt dat je je met geld de productiemiddelen kan toe-eigenen. Of het is een combinatie van die twee, zoals we in Europa kennen: de van buitenaf aangestuurde vrijemarkt, waarbinnen we gedwongen worden tot concurrentie en het vermijden van allerlei samenwerkingen om de beste prijs voor de consument te garanderen. Dit marktdenken is een race to the bottom waarvan je je moet afvragen of dat nu de beste prijs voor de consument is. Die zit vervolgens met een beschadigde of leeggeroofde wereld.

We zitten vast in die tweeheid van overheid en markt en de weg daaruit is voor mij de weg van de Commons. Dat grond, arbeid en kapitaal Commons zijn, wat betekent dat ze in beginsel van iedereen zijn en geen speelbal moeten worden van individuele hebzucht op de markt en in het geldsysteem. Dat ze vanuit de gemeenschap moeten worden toebedeeld aan ondernemers die daar iets goed mee doen voor de gemeenschap.

Dan zeggen veel mensen: ‘ja, maar de gemeenschap is toch de overheid die regels opstelt? Wij zijn de staat.’ Maar ik beleef een niet-representatieve democratie niet als mijzelf. Ik voel mij niet afgevaardigd, dat voelt bijna niemand en vruchtbare toewijzing en uitwisseling van grond, arbeid en kapitaal is ook niet van bovenaf te organiseren. De besluitvorming over de omgeving moet veel dichterbij de mensen plaatsvinden. Op het moment dat grond en bedrijven niet meer in het geldsysteem zitten, is er geen financiële prikkel meer. Dan heeft niemand meer iets aan het bezitten van grond en het bedrijf daar bovenop, want daar kan je dan op zich niet meer rijk van worden. En dat is nu het belangrijkste verdienmodel, het bezitten van grond en kapitaal. De waarde daarvan groeit veel sneller dan van inkomen.

Als dat allemaal niet meer kan, wordt het een zuiver gesprek. Wat wil de gemeenschap, wat kan er op de Aarde en wat kunnen ondernemers, welke capaciteiten hebben we? We kunnen ons dat nu nog niet voorstellen, dat daar afstemmingsmechanismes of -organen voor tot stand kunnen komen, maar ik denk dat als we dat van onderop opbouwen dat zich dat gaat laten zien. Je begint gewoon met het afstemmen op kleine plekken, met gemeenschappen daar omheen die je een stem geeft en dat ontwikkelt zich steeds verder door.

Hoe zouden we sturing in die ideaalsamenleving moeten organiseren?

Het grote plaatje is dat alle grond en kapitaal Commons zijn en in een jaarlijks wisselend burgerberaad worden toegewezen. Dat elke burger tijdelijk in een kapitaalorgaan of grondorgaan zit om mee te denken over, ‘wat willen wij met die grond?’ Daar heeft dan niemand financieel belang bij. Kan de grondstof uit kobaltmijnen dan überhaupt nog in die mobieltjes terechtkomen? Die grond is dan ook niet meer met steekpenningen te verhandelen. Dat gaat natuurlijk ver, maar dat is wel een wereld waar ik naartoe zou willen. Dat we dat echt, wereldwijd ook, voor elkaar krijgen.

Wat we nu vooral doen is het nieuwe kolonialisme. Of we het met een goede bedoeling doen of niet, wij blijven grond opkopen in de rest van de wereld en bepalen wat we daarmee doen. Daar wordt het allemaal niet beter van. Dat is de kern van mijn betoog, dat we op een nieuwe manier met grond, arbeid en kapitaal omgaan.

En dat als je uit de loondienstverhouding stapt en eigenaar van je eigen arbeid blijft, dat je dan ook veel makkelijker kunt wisselen. Iedereen is nu alleen met zelfzorg bezig. Zowel individuen als bedrijven zijn met zelfzorg bezig. Individuen met een salaris durven niet weg te gaan omdat ze afhankelijk zijn geworden van dat salaris. En bedrijven dragen zelf het risico voor hun investeringen, zetten een patent om hun uitvinding heen en moeten de komende tien, twintig jaar hetzelfde product maken om uit de schulden te komen. Zij zijn daarmee ook vooral met zelfzorg bezig. Dat wil je niet, want als een ander bedrijf iets duurzaams heeft ontwikkeld, wil je eigenlijk dat jouw bedrijf dat per direct ook kan gaan maken. Voor de wereld en voor de gemeenschap is dat veel beter, maar het bedrijf moet zijn schulden nog aflossen.

In de ideale situatie wordt ook dat kapitaal gemeenschappelijk beheerd en aan bedrijven gegeven waarvan wij zeggen, ‘jij bent iets goeds op het spoor, ga dit doorontwikkelen’. Dan draagt niet de individuele onderneming maar de gemeenschap het risico, omdat we dit als gemeenschap willen. Alle pioniers die echt iets in de wereld willen verbeteren, zijn de mensen die vanuit een intrinsieke motivatie iets willen toevoegen. Hen kan je dan het vertrouwen en de ruimte geven vanuit de gemeenschap om dat te gaan doen. Niet al die bullshit jobs en alle rotzooi die gemaakt wordt. Dat houdt gewoon allemaal op, we gaan gewoon veel minder produceren op deze manier. Onze voetafdruk wordt vanzelf een heel stuk kleiner als wij met elkaar de voorwaarden bepalen waaronder geproduceerd mag worden.

Hoe ziet dat principe er in de praktijk ongeveer uit?

Coöperatie Sleipnir is een goed voorbeeld, dat is een coöperatie van 38 bedrijven die met elkaars balansen meelezen. Zij zijn echt elkaars vangnet en dan zie je dat dat toeschuiven van kapitaal vanzelf gaat. Er is een surfschool die veel geld in de zomer verdient en in de winter een liquiditeitsprobleem heeft en er is een kaarsenmakerij die vooral in de winter veel geld verdient en het probleem juist in de zomer heeft. Zij schuiven gewoon geld van de een naar de ander. Dat gebeurt ook met arbeid.

Tijdens de coronapandemie had supermarktketen Odin het heel druk, want iedereen ging online bestellen en ze hadden veel meer chauffeurs nodig. Tegelijkertijd moesten de horecabedrijven uit het Sleipnir-netwerk dicht. Mensen uit de horeca gingen tijdelijk bij Odin werken, waardoor ze tevens die branche beter begrepen. De horeca bestelde bij Odin en kreeg weleens blauwe bessen geleverd als er aardbeien waren besteld. Nu stonden ze zelf achter de lopende band en begrepen ze, ‘o, die staan naast elkaar, ja, je grijpt weleens mis’. Er kwam heel veel meer begrip voor elkaar, maar het was ook gewoon een kwestie van kunnen blijven werken op deze manier.

Die allocatie van arbeid was niet opgelegd, maar het was vooral een leuke mogelijkheid om Odin uit de brand te helpen. Dit bedoel ik met die wederzijdse afstemming. Die komt vanzelf tot stand als je er als onderneming voor staat om de ander te dienen in de economie. De meeste van deze bedrijven zijn ook aangesloten bij de Sleipnir Stichting, wat betekent dat ze ook kapitaal-geneutraliseerd zijn. Dat er geen individuele winstmaximalisatie in kan zitten omdat alle overwinst naar de stichting doorvloeit en vanuit de gemeenschap een bestemming krijgt. Dit soort voorbeelden zijn er dus echt al.

Damaris toert dit voorjaar met haar boek door het land en geeft in elke provincie een lezing. Klik op deze link als je wilt weten of ze binnenkort bij jou in de buurt is en kijk op www.economytransformers.nl voor veel meer informatie.