Contact
Zutphenseweg 6
7418 AJ Deventer
Nederland
+31 (0) 6 108 08 010
Diversiteit is in de praktijk vaak het beste te vergelijken met een zure ouwe tante. Die je uitnodigt op je feestje, omdat er geen ontkomen aan is. Want er moet nu eenmaal nog een vrouw bij, of iemand van kleur. Sociale stijger Lenette Schuijt wil af van die plichtmatige invalshoek. Zij ziet diversiteit liever als bron van kracht, waarmee je verschil kunt maken. Het feestje volgt dan vanzelf!
Tekst Lydia Lijkendijk
Lenette Schuijt is een veelzijdige vrouw. Ze studeerde Frans, is organisatieadviseur, schrijver, spreker en begeleidt bedrijven en organisaties in leiderschap en bezieling, om maar wat te noemen. ‘Ik vind heel veel dingen leuk’, verklaart ze de labels die op haar van toepassing zijn.
Als ‘klasseverhuizer’ leeft ze in twee werelden, dat drijft haar in haar werk. Ook letterlijk leeft ze in twee werelden: half in Frankrijk, half in Nederland. ‘Nederland staat voor mijn werk, mijn contacten, mijn lezingen. In Frankrijk zijn de stilte, de wandelingen, het platteland en de moestuin.’ De moestuin zit in haar genen, ze is de dochter van een tuinder. Hoewel ze de moestuin wel aanpakt op haar eigen manier, namelijk door álles tegelijk te verbouwen: tomaten, komkommers, aardappels, uien, prei, erwtjes, bietjes, wortelen, andijvie, sla … ‘Maar daar houd ik nu maar eens mee op’, benoemt ze haar goede voornemen voor 2025, ‘want tuinieren is ontspannend, maar ook hard werken.’ En als ze niet werkt? ‘Het liefst zit ik aan het meertje hier vlakbij in de zon met een boek. Beetje lezen, beetje zwemmen. Heerlijk!’
Diversiteit is een onderwerp dat haar bezighoudt. ‘Het is een thema waar je tegenwoordig niet meer omheen kunt. En ik waardeer de aandacht die ervoor is, maar die aandacht is erg plichtmatig. Zo van: “Zit er wel een vrouw tussen de sprekers? En hebben we ook al gedacht aan iemand van kleur in het panel?” Groepen die minder dominant zijn in de samenleving worden overal als minderheid bij gesleurd. Terwijl ze vaak een rijk perspectief hebben en kwaliteiten die de dominante groep helemaal niet heeft. Ze voegen unieke eigenschappen toe en stellen ter discussie wat vanzelfsprekend lijkt. Een vrouw in de boardroom brengt een ander perspectief mee. En mensen die geen hoogopgeleide ouders hebben, die veel obstakels te overwinnen hebben en vaak ook een langere leerweg hebben, zijn in veel gevallen enorm harde werkers met een waanzinnige veerkracht. Deze mensen hebben wat te brengen, dat is de kracht van het verschil.’
Als sociale stijger weet Schuijt uit eigen ervaring wat de kracht van verschil is. ‘En dat uitgangspunt voegt een andere dimensie toe aan diversiteit en inclusie’, stelt zij. Kortom, verschil is iets om te vieren, in plaats van iets waar we ook nog wat mee moeten.
Ongelijkheid is voor een deel erfelijk, stelt Schuijt. ‘De econoom Sjoerd van Alten, zelf ook een sociale stijger, heeft dat onlangs naar buiten gebracht in zijn proefschrift. Als je in een laag milieu opgroeit, heb je grote kans dat milieu niet te ontstijgen – en je kinderen ook niet. Dat heet ‘reproductie van ongelijkheid’. Met name je IQ, concentratievermogen en ambitie zitten in je genen. Als ouders gedreven zijn, is de kans groter dat een kind dat denken overneemt. Maar als ouders zeggen: jij bent een dubbeltje en je wordt nooit een kwartje, dan is de drive om dat te proberen al een stuk minder. Dan is je ambitie misschien dat je een jongen trouwt die net even wat meer verdient dan je ouders, zodat je een auto kunt kopen.’
Een weinig aanlokkelijk perspectief, vond Lenette Schuijt als jonge meid; zij ging liever studeren.
Niet alleen de genen dragen bij aan ongelijkheid die van generatie op generatie blijft bestaan. Schuijt: ‘Volgens de Franse filosoof Pierre Bourdieu dragen drie aspecten daaraan bij. Ten eerste de financiële component. Als je veel geld hebt, is de kans groot dat je kinderen ook veel geld zullen hebben. Alleen al doordat ze het erven. De tweede component is het culturele kapitaal. Groei je op in een huis waarin boeken zijn, helpen je hoogopgeleide ouders je met je huiswerk en nemen ze je ook eens mee naar een toneelstuk? Dan heb je toegang tot taal en culturele bronnen en is de kans groter dat je zelf ook gaat studeren. De derde factor is het sociale kapitaal: het netwerk en de relaties. Kinderen die gebruikmaken van de contacten van de ouders, komen bijvoorbeeld gemakkelijker aan een stage.’
Aan deze drie factoren voegde het Sociaal Cultureel Planbureau nog een vierde factor toe, vertelt Schuijt: ‘Dat is het persoonskapitaal. In onze tijd speelt ook mee hoe goed mensen zich kunnen presenteren op social media, hoe aantrekkelijk ze eruitzien en hoe vlot hun babbel is. Hiermee komen we weer een beetje terug richting de genen, want wat kun je eraan doen of je wel of niet mooi bent?’
Niet iedereen krijgt dezelfde kansen als jij
De aspecten die Bourdieu noemt, zijn voor Schuijt alle voelbaar in haar leven. ‘Toen ik aan de universiteit werkte, moest ik spreken op een congres in Engeland. Er werd voor mij een hotel geboekt, en een vliegticket. Toen ik op die hotelkamer zat, dacht ik: van de prijs van deze hotelovernachting kunnen mijn ouders twee weken leven.’ Ze is niet in armoede opgegroeid, benadrukt ze. ‘Mijn ouders hadden het niet breed, maar we hadden altijd te eten en we konden de elektriciteitsrekening betalen. Mijn ouders hadden ook een groot en voor hen fijn netwerk, alleen was dat niet het soort netwerk dat mij verder kon helpen. Ik zie altijd de verschillen tussen waar ik vandaan kom, het arbeidersmilieu, en het intellectuele milieu waar ik nu ben. Dat heeft lang een verscheurd gevoel gegeven. Ik heb last gehad van het imposter phenomenon, me een bedrieger gevoeld in beide werelden waar ik niet meer of nog niet helemaal bij hoorde. In beide milieus ben ik niet volledig mezelf, maar het lukt me steeds beter om het als een kracht te zien dat ik in twee werelden leef.’ Ze spreekt net zo makkelijk met de directeur van Shell als met de analfabete boeren op haar Franse platteland: ‘Ik ben in meer opzichten tweetalig’, lacht ze. ‘En dat is een grote rijkdom, het is een voorrecht.’
In Nederland, zegt Schuijt, lijkt het – onterecht – alsof iedereen gelijk is. ‘Onze samenleving is eigenlijk een grote middenklasse, vinden we met z’n allen. Het maakt niet uit waar je vandaan komt, iedereen heeft dezelfde kansen. En deels is dat ook zo: iedereen kan naar de universiteit. Maar de valkuil is: als iemand niet hogerop komt, dan vinden we dus dat dit aan die persoon zelf ligt. Want iedereen heeft immers gelijke kansen. Dus die persoon zal wel ongemotiveerd zijn, of niet zo slim. Ongelijkheid wijten we daarmee aan het individu. En daar verdwijnt de compassie met mensen die het minder getroffen hebben in het leven. We vinden iemand een loser, in plaats van dat we kijken wat we kunnen doen om te helpen. Er is veel hardvochtigheid.’ En daarover, over het gebrek aan compassie, maakt zij zich het meeste zorgen als het gaat om diversiteit en inclusie, zeg Schuijt.
In haar boek Transklasse, leven in twee werelden, omschrijft Lenette Schuijt de reis die iemand aflegt die een lagere klasse verruilt voor een hogere. Die een dubbeltje is, maar een kwartje wil worden. Ze beschrijft de hobbels, de verwondering en de eenzaamheid en helpt mensen die net als zij een dergelijke reis hebben afgelegd, af te rekenen met schuld en schaamte. En ze vertelt wat die reis brengt aan zelfvertrouwen en aan veerkracht. Zelf wilde ze trouwens een rijksdaalder worden. En voor mensen die dat ook willen, of hun sociale positie willen verbeteren, heeft ze wel wat tips: ‘Je moet het besef hebben dat het anders kan en dat ook willen. Ontevreden zijn met je situatie. Als je lerares zegt: “Je kunt beter wat lager mikken”, dan helpt dat niet.’ Een rolmodel helpt wél (zelf had ze een studerende tante), net als een leerkracht die je een zetje geeft of je een boek leent. Een familielid dat je meeneemt naar een museum, iemand die je helpt de formulieren voor de studiebeurs in te vullen.
Wat ook helpt, zegt ze, is de steun van ouders, vooral als hun eigen ambities gefnuikt zijn. ‘Ouders die wel de hersens en de ambitie hadden, maar die in het bedrijf moesten komen werken. Die ouders vinden vaak dat hun kinderen wél de kans moeten krijgen. Bij ouders met een migratieachtergrond zie je dit vaak. Die zetten alles op alles zodat hun kinderen alle kansen wel krijgen.’
Leiders binnen organisaties kunnen ook veel doen om de ongelijkheid te slechten. En mensen te helpen hun potentieel waar te maken. ‘Een opleiding doen is echt heel belangrijk als je sociaal wilt stijgen’, bepleit Schuijt. ‘Alleen past het schoolsysteem niet bij iedereen. En mensen die erover gaan in een organisatie overschatten diploma’s. Zie een lange leerweg bijvoorbeeld eens als iets positiefs. Kijk naar de hobbels die iemand heeft overwonnen en naar de opgedane ervaring, ontwikkeling en competenties. En ook: wees bereid te erkennen dat je eigen welgestelde-klasse-privilege niet vanzelfsprekend is voor een ander. Niet iedereen krijgt dezelfde kansen als jij. Omring je met diversiteit en wees nieuwsgierig naar andere perspectieven – hoe ongemakkelijk dat ook is: het is leerzaam.’
Wat leiders zeker niet moeten laten is het faciliteren van scholing en ontwikkeling. ‘Niet alleen voor de al opgeleide professionals, maar juist ook voor iemand als de receptioniste die meer in haar mars heeft dan het uitreiken van bezoekerspasjes.’
Wil je meer weten over de kracht van verschil? Kom dan naar het gelijknamige congres op 26 maart, waar Lenette Schuijt één van de sprekers is. Dat wordt een feestje. ‘Ik ga vooral proberen om vrolijkheid en lichtheid in het onderwerp te brengen’, blikt ze vooruit. ‘Ik wil de kracht van diversiteit laten zien in plaats van de moeizaamheid en de achtergesteldheid. Laten we de verschillen vieren, daarna kunnen mensen vrolijk naar huis.’
En wil je daar niet op wachten? Lees dan alvast De leugens die ons binden van Kwame Anthony Appiah. ‘Dit boek gaat over het onderwerp van het congres. Het gaat in tegen het denken in hokjes en pleit voor verbinding en open denken.’