POSIWID: over beleid en bewijslast
Ik stel voor dat we de overheid vaker aan haar ‘bewijslast’ voor beleid gaan herinneren. Intenties, ambities, akkoorden en doelstellingen, ik geloof het allemaal wel. Begin maar met bewijs leveren voor de kwaliteit van de huidige optelsom van wetten, regels en sturing. En wat het bewijsmateriaal dan is? Dat zijn de uitkomsten in onze gemeenschap, in de context waar beleid en wetten hun werking moeten hebben.
Column Marije van den Berg
Woonbeleid als uitkomst dakloosheid
Veel lukt best aardig. Maar best veel ook totaal niet? Woonbeleid met als uitkomst dakloosheid. Onderwijs met als uitkomst uitvallers. Jeugdbeleid met als uitkomst kinderen op een ggz-wachtlijst. Herstelprogramma’s in Huizinge… Je hebt een beeld. Ook dit zijn uitkomsten van onze systemen. We willen ze niet maar dat doet er helaas weinig toe, ze zijn er wel, de bewijzen zijn er.
Op dit moment zijn ze bijvoorbeeld onderwerp van gesprek in de Parlementaire Enquête Toeslagen. Salima Belhaj vroeg wat oud-staatssecretaris Sharon Dijksma zelf zou zeggen tegen de gedupeerden van het toeslagenschandaal. Dijksma benadrukte dat ‘wat destijds in de wet stond, niet beoogde om dit te veroorzaken. En ik vind het erg om te zien dat mensen desondanks totaal in de klem zijn gekomen.’
De uitkomsten, ook de onbedoelde, en zelfs de incidentele, zijn relevanter dan de intenties. Want een doel van een systeem kun je niet aflezen van de bedoelingen van degenen die het ontwerpen, gebruiken of voorstaan. POSIWID, stelde Stafford Beer een halve eeuw geleden al: the purpose of a system is what it does. Het is de neutrale constatering dat de bedoeling van een systeem is wat het doet, omdat het geen zin heeft om te beweren dat de bedoeling van een systeem is om te doen wat het aantoonbaar niet doet.
Niet onze bedoeling
Zowel in onze organisaties als in de politiek kunnen we bij ongewenste zaken vaker vragen naar de werking van het systeem dat iets heeft voortgebracht, dan te suggereren dat het niet de bedoeling was, of niet ‘volgens De Bedoeling’. Ongewenste effecten van een systeem onthullen namelijk dat we het gedrag ervan slecht begrijpen en we dus slecht besturen. Dat we onvoldoende zicht hebben op triggers, feedback loops en koppelingen. Of ons er onvoldoende van konden aantrekken. Dat we een lineair proces ontwierpen om een complex systeem te besturen, bijvoorbeeld wijkontwikkeling. Of omgekeerd, dat we door oversturing en op de verkeerde plek iets onnodig ingewikkeld maken. (Ik denk aan Groningen.) Met soms hardvochtige uitkomsten.
Vervolgens reageren we weer, nog steeds met gebrekkige kennis van systeemzaken, met ‘regie’ en de ‘wil van de minister’. Met een stuurgroep terwijl we al een directie hebben. En met ‘arrangeurs’ en deals in plaats van een norm, beter beleid of meer budget voor maatschappelijk werkers. Ik durf de stelling steeds beter aan dat de kern van problemen die we zien, van leegloop van organisaties tot wat we inmiddels heel efficiënt de polycrisis zijn gaan noemen, een sturingscrisis is. Dat leid ik af uit het te pas en te onpas gebruiken van het woord ‘bedoeling’ ondanks structureel bewijs van ellende.
POSIWID. Ons armoedebeleid heeft als uitkomst armoede. Niet onze bedoeling. Net als dat het niet onze intentie is om hardvochtige systemen te maken. Het is wel wat we doen. Het bewijs is er, nu moeten we de last gaan dragen.
Marije is auteur van het boek De Beleidsbubbel dat dit voorjaar verscheen. Inmiddels is de 2e druk er! Eerder schreef ze het boek STOP dat werd genomineerd voor Managementboek van het Jaar. Deze column is eerder verschenen in aangepaste vorm in VNG Magazine.