Contact

Zutphenseweg 6
7418 AJ Deventer
Nederland

+31 (0) 6 108 08 010

Een regel betekent niet voor iedereen hetzelfde

‘Een regel betekent niet voor iedereen hetzelfde’

Er gaapt een kloof tussen praktisch opgeleiden en theoretisch opgeleiden. Deze opleidingsbreuklijn is het onderzoeksterrein van prof. dr. Jeroen van der Waal. Het probleem ligt niet bij de praktisch opgeleiden, is zijn overtuiging. ‘Als alle hoogleraren sociologie morgen omvallen, draait de wereld gewoon door. Maar als de loodgieters omvallen, staan we tot aan onze enkels in de drek.’ Hoog tijd om de kloof te dichten. Van der Waal vertelt hoe dat moet.

Tekst Lydia Lijkendijk

De jonge Jeroen van der Waal had niet zo’n zin in school. Hij doorliep twee mavo’s, maar maakte ze niet af omdat hij werd weggestuurd. Het licht zag hij pas veel later. ‘Via de literatuur’, zegt hij. ‘Ik werkte tien jaar lang in de binnenvaart. Met één van mijn collega’s, een visser uit Katwijk, had ik leuke gesprekken over maatschappelijke thema’s. Op een dag zag hij mij een boek lezen van Alistair McLean. Hij raadde me Advocaat van de hanen aan, uit de tandeloze tijd-cyclus van A. F. Th. van der Heijden. We voeren van woensdag tot woensdag. Toen ik aan wal kwam, ging ik meteen naar boekhandel De Gruijter in Sliedrecht, waar ik woonde, om die dikke pil te kopen. Die heb ik gelezen met het woordenboek ernaast. Zo’n papieren Prisma-ding. Naarmate ik verder kwam in het boek, had ik het woordenboek minder vaak nodig. Ik werd gegrepen door het boek, het was de opmaat om te gaan studeren.’

De opleidingsbreuklijn

Inmiddels is prof. dr. Jeroen van der Waal als socioloog verbonden aan de Erasmus Universiteit, waar hij onderzoek doet. Stratificatiesociologie is zijn werkveld. Maar wat is dat? ‘Het is wel een hele mond vol’, erkent Van der Waal. ‘Ik richt me op het verklaren van hiërarchische geledingen in de samenleving. Hoe zien ze eruit, hoe komen ze tot stand en wat zijn de gevolgen ervan? Kortweg gaat wat ik doe over ‘class, race, gender’. In onderzoeksliteratuur is dat altijd de ondertitel van boeken over sociale stratificatie. Die gaan dus over klasse of sociaaleconomische positie, over het feminiene versus het masculiene en over etniciteit.’ Want of je het nu leuk vindt of niet, en of je het onderschrijft of niet, er bestaan hiërarchieën tussen groepen. ‘Er zijn altijd bovenliggende en onderliggende partijen in onze samenleving. Het masculiene wordt hoger gewaardeerd dan het feminiene. Het is op sommige vlakken minder erg dan het was, maar daar is nog een wereld te winnen. Voor etniciteit is dat niet anders. Kenmerken van etnische meerderheden worden beter gewaardeerd dan van etnische minderheden. En bij klassen, waar ik me in mijn werk vooral op richt, blijven we aanlopen tegen de opleidingsbreuklijn. Theoretisch opgeleiden oogsten meer waardering dan praktisch opgeleiden.’

Tussen twee werelden

De hele stratificatieladder ervaart Van der Waal in de praktijk. ‘Ik ben opgegroeid met mijn moeder en zus. Mijn moeder werkte in de zorg, maar dat leverde weinig op. Wij zaten op bijstandsniveau. Iedereen in mijn familie is praktisch opgeleid. Ik zie mijn familie wekelijks, ik heb kleine kinderen van 4 en 6 en de opa’s en oma’s zijn actief betrokken bij de opvoeding. De opleidingsbreuklijn, mijn onderzoeksgebied, is dus heel dichtbij. En dat geeft mij wel een rare positie.’ In de onderzoeksliteratuur zijn meer ‘gevallen’ bekend van sociale stijgers, zoals de Franse hoogleraar sociologie Didier Eribon. ‘Zijn werk is echt een aanrader’, zegt Van der Waal. ‘Hij is ook opgegroeid in een arbeidersmilieu. Hij doet verslag van sociale mobiliteit, maar het was bij hem een vorm van actief verzet tegen het milieu van zijn jeugd. Hij begon zich daaraan te ontworstelen vanaf zijn studententijd, toen hij een jaar of 18 was. Bij mij was dat anders, want nadat ik tien jaar werkte in de binnenvaart, heb ik ook nog vijf jaar in de Rotterdamse haven gewerkt. En ik heb ook nooit de behoefte gevoeld om mij te ontworstelen aan mijn herkomstmilieu. Maar ik leef wel in twee werelden. Ik voel me in de academische wereld vaak niet helemaal thuis, maar hetzelfde geldt voor mijn herkomstmilieu.’ In de woorden van Tim S’ Jongers, directeur van de Wiardi Beckman Stichting, is Van der Waal een ‘spreidstandburger’. Mensen van wie we gebruik moeten maken om de kloof te dichten tussen de werelden van de praktisch – en theoretisch opgeleiden.

Sensitiviteit

Want dat Van der Waal zich in verschillende werelden beweegt, geeft hem een sensitiviteit die anderen niet automatisch hebben. Die sensitiviteit zorgt er bijvoorbeeld voor dat hij met bepaalde mensen bepaalde onderwerpen niet bespreekt. Of juist wel. ‘Die sensitiviteit brengt mij heel veel. Want er zijn verschillen tussen bepaalde milieus. Daar kun je tegenin gaan, maar je kunt ook anderen proberen te begrijpen – ook als hun opvattingen wezensvreemd zijn aan de jouwe. En vervolgens kun je daarnaar handelen. Ik doe dat als onderzoeker, maar iedereen kan dat doen.’

Spanningsveld

En dát we sensitief zijn richting anderen, is hard nodig. Van der Waal: ‘De formele, geïnstitutionaliseerde orde, zoals de overheid, semioverheid, wetenschap en politiek, wordt volledig beheerst door theoretisch opgeleiden. Daar zijn inhoudelijk heel goede argumenten voor; je hebt theoretische bagage nodig om als rechter goede beslissingen te kunnen nemen, bijvoorbeeld. Maar deze wereld raakt steeds verder losgezongen van de wereld van de praktisch opgeleiden. Er is steeds meer segregatie, beide werelden komen elkaar nauwelijks tegen. De geïnstitutionaliseerde schil ontplooit met de beste bedoelingen initiatieven die praktisch opgeleiden moeten aanspreken. En die wereld bedenkt ook regels voor hen, die echter nergens landen. Omdat de bedenkers van die regels de praktisch opgeleiden nauwelijks kennen.’
Gegeven zijn biografie heeft Van der Waal in dat spanningsveld een bijzondere positie. Een positie die hij erkent, en die hij probeert uit te nutten ten goede. Door onderzoek te doen, door te spreken op congressen, door te werken aan een boek over het thema dat moet verschijnen. ‘Maar waar ik helaas niet genoeg aan toe kom om het af te maken’, verzucht hij.

 

Jeroen van der Waal is spreker op Jaarcongres Regels en Ruimte

Communiceren over de opleidingsbreuklijn heen

De pogingen die theoretisch opgeleiden doen om regels te verzinnen voor praktisch opgeleiden, ziet Van der Waal vaak met opgetrokken wenkbrauwen aan. Hij kan een geamuseerde grijns niet altijd onderdrukken. Pogingen die instanties doen om over de opleidingsbreuklijn heen te communiceren zijn vaak vruchteloos, weet hij. ‘En soms leiden ze bij die doelgroep tot weerstand, of ze bereiken het tegenovergestelde van wat de bedoeling was. Als onderzoeker vind ik dat ongelofelijk interessant. Een regel kan voor verschillende groepen verschillende betekenissen hebben.’ Hij geeft een voorbeeld: ‘Organisaties in de gezondheidshoek willen mensen ervan overtuigen dat ze gezond moeten eten. Maar als de website iemand laat zien die van gegrilde asperges geniet, dan spreek je vooral theoretisch opgeleide vrouwen uit de Randstad aan. Bij praktisch opgeleiden van buiten de Randstad wekt dit eerder weerstand op. Het is toch fascinerend dat verstandige mensen bij verstandige organisaties heel druk bezig zijn met zo’n campagne, en er vast heel content mee zijn, terwijl ik denk: Dat had je net zo goed níét kunnen doen. Nog los van de kosten, want asperges zijn heel duur als je het financieel niet breed hebt. Sperziebonen, wie kent ze niet, hebben vast hetzelfde gezondheidseffect als asperges, dus kies daar dan voor!’

Aansluiten bij de belevingswereld

Als je regels stelt, moeten ze allereerst aansluiten bij de belevingswereld van mensen, stelt Van der Waal. ‘En ten tweede is relevant wie de boodschap brengt. Je moet je er niet in vergissen hoe belangrijk dat is. Als ergens formele stempels op staan, van de overheid of de universiteit, dan beschouwen theoretisch opgeleiden dit als een waarborg. Maar er zijn milieus die je dan al kwijt bent. Die openen de envelop juist niet als er stempels op staan. Waarom haalt de politiek bij sommige agrarische vraagstukken Johan Remkes steeds van stal, in plaats van iemand met een pak aan? Met zijn sjekkie, zijn Groningse accent en zijn net iets te bruine tanden sluit Remkes heel goed aan bij de boeren die normaal doen echt al gek genoeg vinden. Remkes loopt al vijftig jaar rond in die formele schil, maar hij straalt uit dat hij geen zin heeft in gezeur en poeha.’
En als je een volkswijk in het noorden mee wilt krijgen in klimaat- en milieumaatregelen, helpt het niet als een elitair Randstedelijk type dat gaat proberen uit te leggen. ‘En ook niet als je er politicologiestudenten heen stuurt die de wereld willen redden, die taal bezigen en kleding dragen die afschrikken en afstand scheppen. Ja, een SP’er zou veel beter zijn.’

Regels en ruimte

Op de vraag hoe hij eigenlijk aankijkt tegen regels en ruimte, zegt Van der Waal dat hij zelf vooral een hekel heeft aan bureaucratische regels. ‘Daar heb ik weinig talent voor. En ik heb ook geen geduld voor zaken als aanbestedingsregels en andere rompslomp, die vastzitten aan grote organisaties. Ik zie dat dit soort regels zaken onderaan de streep vaak onnodig duur maken en problemen opwerpen. Dus ik kijk naar de bedoeling van de regels en probeer er verder een beetje omheen te werken. Terwijl het me vroeger geen moeite kostte me te houden aan het scheepvaartreglement in de binnenvaart, maar dat voorkómt juist allerlei problemen.’
Want een regel, zegt hij, moet vooral een middel zijn om een doel te bereiken. ‘Regels kunnen voor verschillende groepen mensen iets anders betekenen. In die sensitiviteit wil ik mensen meenemen.’ Dat doet hij dagelijks door zijn werk, en hij doet het straks ook tijdens het Jaarcongres Regels en Ruimte. Kun jij ook wel wat sensitiviteit gebruiken? Schrijf je in en kom luisteren naar het verhaal van Jeroen van der Waal. De inspiratie krijg je er gratis bij.